Een sublieme woning
Tijdens mijn vakantie stuitten wij op de sublieme woning: een grot. Op Bonaire hadden wij met ons gezin al menig toeristisch hoogtepunt bezocht: Washington slagbaai nationaal park, de zoutpannen, de butterfly farm en vele snorkelsites.
Hierbij lieten we ons regelmatig leiden door de ‘Bonaire Island Map’, waarop alle bezienswaardigheden staan aangegeven. Zo zagen wij op een dag de aanduiding ‘indian inscriptions’ op de kaart, ergens in het Noordoosten van het eiland. We wisten al dat er een aantal duizend jaar geleden al indianen op het eiland waren gevestigd, dus het leek ons interessant dit eens van dichtbij te bekijken.
Om er te komen moesten we een kilometer of 10 over een onverharde weg rijden. Geen bordjes, diverse afslagen, geen enkele aanduiding die er op wees hoe ver het nog was. Richtinggevend was slechts het landschap met links in de verte de zee en rechts een rotswand, waar, zo dachten we, vermoedelijk de inscripties zich zouden bevinden. Prachtig landschap overigens: enorme cactussen, bijzondere rotsvormen, vele kleuren, en hier en daar een wilde geit, leguaan of ezel.
De enige reden dat we de inscripties vonden was het feit dat we toevallig een blik naar rechts werpend, opeens wat auto’s achter de bosjes zagen staan: enkele Bonairiaanse gezinnen op een zondags picknick-uitje. En inderdaad, daar was het: een grot in de rotswand, zo’n 3 meter hoog en 25 meter breed. Je kon er zo naar binnen lopen en zien dat de grot enorm diep was: zo’n 40 meter schat ik en met vele kolommen (voor een deel aan elkaar gegroeide stalactieten en stalagmieten eigenlijk). Het licht is op Bonaire zo fel dat zelfs 10 meter naar binnen het licht nog sterk genoeg was, zelfs aangenaam, om een boek te kunnen lezen. Langs de wanden overal uithollingen: ‘boekenplanken’ volgens mijn dochter, en hier en daar een laag muurtje als een natuurlijke afscheiding tussen de diverse ‘kamers’. Een sublieme ruimte waar je zo in zou willen trekken.
‘Zoek je slaapkamer maar vast uit’, zei ik tegen mijn kinderen, die enthousiast op onderzoek uit gingen. Die indianen hadden het zo slecht nog niet, dacht ik op dat moment: de zee nabij om te vissen, een koele grot om je terug te trekken uit die moordende zon, ’s avonds een vuurtje stoken voor je grot en regenwater wat op enkele plaatsen door de rotsen omlaag sijpelt als drinkwater. En, daarvoor hadden we deze tocht ondernomen, blijkbaar nog tijd om aan kunst te doen ook! Op het plafond was inderdaad hier en daar een tekening te zien, een voorstelling van een dier of vis of cactus of iets dergelijks. Fascinerend.
En opeens begreep ik waarom het zo lang geduurd heeft, tussen de negentigduizend en 2 miljoen jaar (daar zijn de paleoantropologen het niet helemaal over eens..) voor de moderne mens zelf huizen ging bouwen: ze hadden het waarschijnlijk gewoon prima voor elkaar! De enige reden die ik kan bedenken is overbevolking, waardoor een gebrek aan grotten. Als je als indiaan je grot wordt uitgejaagd, en alle andere grotten zijn al bezet zit er weinig anders op dan je eigen ‘grot’ te gaan bouwen: de oorsprong van de architectuur.